------
Welkom
------
Liturgie
------
Vorming
------
Historiek
------
Archief
------
Kalender
Share-project
------




2 april 2015: Witte Donderdag

Twee tekens van liefde en dienstbaarheid

Marcel Braekers

Openingszang 709: “Voor kleine mensen is Hij bereikbaar”

Verhaal van de voetwassing: Nico Ter Linden, Een koning op een ezel, p. 189

Lied 594: “Woorden als stuifmeel”

Begroeting

Als uitdrukking van gastvrijheid bood men bezoekers bij het binnenkomen een verfrissing aan door de voeten met koud water te wassen. In een bloedheet, stoffig land is het een bijzondere verfrissing waardoor je weer helemaal opknapt. In voorname huizen was dat werk voor het dienstvolk, maar Jezus neemt hun plaats in en wil zo uitdrukken dat dienaar zijn van elkaar een verkwikkende en herscheppende betekenis heeft. Dat was de kern van zijn boodschap en volgens Hem ook de kern van zijn Joodse godsdienst.

Omdat wij dit feest vieren tegen de achtergrond van het Joodse Pasen steken wij nu ook de kandelaar met de zeven armen aan. Hij staat symbool voor de diepere betekenis van de Joodse Thora waarnaar ook Jezus verwijst. Deze menorah was in de Joodse traditie symbool van de amandelboom, die verwijst naar liefde in overvloed. De zeven armen wijzen ook naar de toen bekende zeven planeten en omvat zo heel de kosmos. Of, zoals geschreven in de profetieën van Zacharia (4,4) over de zeven ogen van God waarmee Hij de mensen aankijkt en wakker schudt, verwijst hij naar Gods kijken naar ons.
Wij steken daarom deze kandelaar aan en zingend antwoorden we met
refrein 122: “Ubi caritas et amor”:

- Opdat uw vrede ons mag bewonen en wij deze kunnen doorgeven waar vijandschap en verdeeldheid heerst;
- Opdat uw onbevangen nabijheid ons zou aansporen om met een open, onbevangen geest ons in te zetten waar leven verstart;
- Opdat vreugde door ons mag stromen nu wij als ranken geënt zijn op de wijnstok die Jezus is;
- Opdat uw houding van verzoening en vergiffenis ons zou aanzetten tot ondenkbare stappen van vergeving;
- Opdat uw wijsheid ons mag bewonen en wij in verbondenheid met heel de aarde getuigen van de diepe eenvoud die alles doordrenkt;
- Opdat uw sterkte en veerkracht ons mag omhullen en voortstuwen naar gerechtigheid en durf opdat allen tot leven komen;
- Opdat uw liefde alles in allen mag samenvoegen, opdat zij ons maakt tot onverdeelde mensen die wonen in uw licht
.

Gebed

Wat hier op tafel staat, de vruchten van de aarde,
Het werk van mensenhanden, wij zijn het zelf.
Ons leven leggen wij voor U neer,
Houden het omhoog en vragen,
Dat Gij zelf het heiligt en in uw licht wilt bezien.
Ons leven is gedeeld door Jezus, uw Zoon.
Dat wat wij zijn, wat wij doen
Dat ons leven hier in brood en wijn
Naar zijn liefde mag smaken.
Wij bieden U ons leven aan:
Aanvaard het, houdt het vast
En kleur het met de overgave van Hem. (S. de Vries)

Verhaal van de instelling van de eucharistie: Jeugdbijbel, p.105

Lied 586: “Geen ander brood dan dat door onze handen gaat”

Laatste gedicht

Dit wordt mijn laatste gedicht wat ik schrijf
nu het met mijn leven bijna is gedaan,
de scheppingsdrift me ook wat is vergaan
met letterlijk de kanker in mijn lijf,

en, Heer (ik spreek je toch maar weer zo aan,
ofschoon ik me nauwelijks daar iets bij voorstel,
maar ik praat liever tegen iemand aan
dan in de ruimte en zo is dit wel

de makkelijkste manier om wat te zeggen), -
hoe moet het nu, waar blijf ik met dat licht
van mij, van jou, wanneer het vallen, weg in

het onverhoeds onnoemelijke begint?
Of is het dat jij er een onverdicht
woord dat niet uitgesproken hoeft voor vindt?

               Hans Andreus (Verzamelde gedichten, p. 965)

Andreus noemde zichzelf en ongelovige, maar tegelijk had hij als dichter gevoel voor het onnoembare mysterie dat zijn leven omhulde. Aan het einde van zijn gevecht met de ongeneselijke ziekte wendt hij zich toch tot God, want het liet hem toe dit bovenmenselijk licht aan te spreken. Andreus liet als testament enkel deze vraag achter: ‘waar blijf ik met dat licht van jou, van mij?’ Wanneer iemand zo’n vraagt stelt met de dood voor ogen krijgt ze een dwingend karakter, niet academisch of retorisch, maar als een vraag op leven en dood.

Dit testament in de vorm van een gedicht werd mijn inspiratiebron om te mijmeren bij het testament dat Jezus heeft achtergelaten. Hij wist dat zijn uur was gekomen, schrijft de evangelist. Met de dood voor ogen liet Jezus ons drie dingen als afscheid na: een toespraak, het gebaar van de voetwassing en het delen van brood en wijn wat de kerk heeft begrepen als het instellen van de eucharistie.

Ook wij zullen in gedachtenis aan die laatste avond het brood breken. En daarbij luisteren naar fragmenten uit die afscheidsrede.
Mijmerend bij dit gebaar van de voetwassing en het breken van het brood wil ik nog dit zeggen: Je kan het niet los van de rest van Jezus’ leven zien. Wie of wat dreef Hem naar mensen aan de grens, op zoek naar dat leven dat uit zichzelf niet of nauwelijks verder kon? Je kan het geen frustratie noemen van iemand die komt uit een marginaal milieu of van een zoontje uit de betere burgerij dat met zijn schuldgevoel geen weg weet. De ethiek die Jezus voorstond vind ik fascinerend. Het is niet de ethiek van de westerse filosofie waarbij de mens autonoom beslist dat hij iets voor armen wil doen (en straks weer beslist dat het genoeg is). Het gebaar van de voetwassing en het delen van het brood zijn symbolisch voor iemand die mateloos uitstroomt in eerbiedig mededogen. Heel het leven van Jezus is één wegvloeien in dienende aandacht. En de bron van dit leven moet gezocht worden in ‘dat onnoemelijk Licht’ dat Hem had doorstroomd. Omdat zijn Vader in de hemel op eenzelfde manier zich overgaf aan Hem.
Voeten wassen en maaltijd houden horen wezenlijk bij elkaar. Ze zijn de uitdrukking van een nieuwe tijd, het rijk der hemelen dat op handen is.

Groot dankgebed

U zegenen wij, Eeuwige,
Om de genezing van ons leven,
Om de liefde, ons aangedaan,
Om de morgen, ons toegesproken.
Zo vaak zijt Gij voor mensen geweest
Een licht, een vuur, een spoor.
En wanneer wij U ontbreken,
Uw naam onder ons is zoekgemaakt,
Dan zijt Gij daar:
Als een lied dat niet verstomt.

Johannes 13, 33 – 35.

Gezegend zijt Gij om Jezus Messias, Uw Geliefde,
Die de uittocht heeft volbracht,
Die uw woord aan mensen gestand deed.
Hij si geworden tot ons brood voor onderweg
En met zijn leven heeft Hij onze beker gevuld.
Hij ons Paaslam,
Die in de nacht van zijn overlevering …..

Lied 539: “Hij brak het brood”

Johannes 15, 1 – 5

Hier vieren wij zijn dood als een Pascha voor de Heer.
Geef ons te geloven
Dat, wat in liefde is gezaaid,
Niet verloren gaat;
Laat uw Adem, uw Geest
Levenwekkend onder ons zijn,
Ons herscheppen tot kinderen van het Licht,
Die genegenheid en trouw hoog houden,
Die hun meester in het dienen blijven gedenken
Onder de mensen.

Johannes 17, 1 – 5
Slot van het dankgebed 180: “Dan zal er vreugde zijn op aarde”

Na de communie voorbeden + lied 123: “Keer U om”

Om de slagen Hem aangedaan
Roepen wij om ontferming
Over wie worden gekleineerd,
Uitgekleed en vertrapt,
Wie tot zwijgen worden gedwongen,
Gemarteld en vermoord.

Om het brood
Door Hem gebroken en gedeeld,
Roepen wij om ontferming
Over wie worden beheerst door honger,
De stille armen ook onder ons,
Over wie dorsten naar vrede:

Om zijn eenzaamheid en verlatenheid
Roepen wij om ontferming
Over wie lijden aan zichzelf,
Wie van angst verkrampt zijn,
Wie eenzaam vervallen aan het donker:

Om zijn zachtmoedigheid
Roepen wij om ontferming
Over de weerlozen onder ons,
Over wie alle geweld verdragen en weerstaan,
Van alle wapens afzien:

Omdat hij een dienstknecht was
Tot het bittere einde,
Roepen wij om ontferming
Over wie leven onder harde heerszucht,
Over wie met macht en geweld
Mensenlevens overmeesteren:

Tocht naar de kapel

De schoonste mens
Gedenk, o God van genade
Al uw daden van ontferming
En strek uw zegenende handen uit
Over ons en over al die mensen
Voor wie uw eigen Zoon
De pijnen heeft doorstaan,
Verwerping, vernedering, verlatenheid
Tot in de diepste diepten.
In alle eenzaamheid heeft hij,
Uw zoon en onze broeder,
De doortocht gemaakt
Door de duistere nacht
Naar de morgen van het licht,
Zonder U los te laten,
Zonder ons op te geven;
O God, laat zijn zwijgende liefde
Onze grote woorden overstemmen;
Laat zijn zachte kracht
Onze hardheid overwinnen;
Laat zijn offer ons bewegen
Tot overgave aan U en aan elkaar. (W.R. van der Zee)

------